“Dames en heren welkom, fijn dat u vanavond weer met zóveel mensen aanwezig bent !”, een bekende uitspraak voor radioluisteraars, maar ook voor veel -heel veel- presentaroren en technici.
Oktober. De dagen worden korter, de warme winterjas komt weer uit de kast. Tijd van knus bij de kachel een potje ganzenborden, maar voor de omroeptechnici ook een tijd van toenemende drukte. Programmamakers, die bij de gedachte aan een volle zaal publiek, geïnspireerd worden om met een gloedvol betoog de programmaleider te overtuigen dat juist hùn programma vanaf locatie moest worden uitgezonden. Een rechtstreekse kennismaking van presentatoren en publiek, en topsport voor de technici is dan meestal het gevolg.
Zo waren wij, in onze dorpse stad, gezegend met een programmamaker met veelzijdige aspiraties. Politiek, daar lag zijn hart. Felle debatten tussen de lokale kopstukken. Daarnaast was hij een niet onverdienstelijk musicus, fan van de kleinkunst van het Cabaret. Inderdaad. Cultuur met een grote ‘C’. In zijn mede-presentator (wij spraken in de jaren ’90 nog van presentatoren, niet van sidekicks of co-hosts) vond hij een medegelovige in hart en nieren. Het resultaat: het maandelijkse uurtje politiek groeide uit tot een avondvullend programma. Op locatie. Live.
Het begon zo eenvoudig, 4 gasten, 1 presentator en een zangeresje die de gitaar bespeelde. Voor de technicus van dienst een middagje uit. Maar Het Nieuwe Format veranderde het middagje uit in een avondje uitdaging. Discussie met 6 gasten en 2 presentatoren. Gelardeerd met spits cabaret van een viertal kleinkunstenaars begeleid door keyboard en gitaar. Een columnist. En als het tijdstip der Cultuur aanbrak: een bigband, een orkest. Het publiek genoot, de makers genoten, het kon niet op.
Wat wel op kon was het aantal kanalen op de mengtafels. Zelfs met meer dan 40 kanalen en zorgvuldig rekenwerk kwam je per uitzending minstens één ‘schuif’ tekort. Eén ding was zeker: zelfs ‘oude rotten’ in het omroepvak stonden soms verbaasd te kijken bij de meestal uiterst creatieve oplossingen die dat tot gevolg had. Als de term ‘feestschakeling’ op dat moment nog niet uitgevonden was geweest, dan hadden wij die probleemloos kunnen claimen.
Ach ja, politiek en cultuur. Een mooie combinatie. Zo was er die gedenkwaardige avond dat na het politiek debat, terwijl de band even pauzeerde en het publiek de glazen nog eens bijvulde, de gemeentevoorlichter met een nerveus gezicht naar de regisseur liep. Of er ‘gelegenheid was tot het publiekelijk doen van een belangrijke mededeling’. Dat kon, ook toen was de omroep al een servicegerichte instelling. De boodschap die hij even later deed, het aftreden van een prominent wethouder, schokte de plaatselijke politiek. En de media, want de verslaggever van het Regionale Dagblad, trouw op zijn vaste plekje aanwezig, moest tot zijn grote verdriet constateren dat het nog minstens tot de volgende middag zou duren voor hìj dit nieuws wereldkundig kon maken. Radio was -en is- nog altijd het snelste medium!
Ach ja, omroep in herfsttijd. Zonder budgetkortingen van overijverige staatssecretarissen. Een leuke tijd. En wat het najaar extra leuk maakte ? Dat rond die tijd ook weer de voorbereidingen voor de jaarlijkse Volkskerstzang van start gingen. Maar daarover een volgende keer meer !